Exposeren met

De Ploeg Nieuw Licht

‘Het houden van exposities’ wordt in de statuten van De Ploeg meteen als doelstelling vermeld. Het is de belangrijkste gezamenlijke activiteit die de kunstkring ook daadwerkelijk weet vol te houden. De eerste jaren kiezen de leden meestal een jury die de inzendingen beoordeelt en selecteert; later wordt alleen een ophangcommissie gekozen om de inrichting te verzorgen. Bij het publiek hebben de tentoonstellingen een wisselend succes. Kritieken zijn aanvankelijk welwillend, maar naarmate de avant-garde zich naar voren dringt, vermindert de waardering van buiten en groeien de spanningen binnen de vereniging. De bedaagde achterhoede protesteert bijvoorbeeld als progressieve leden in mei 1924 voorrang krijgen op de Ploegtentoonstelling bij Pictura in het Prinsenhof. Juist van deze expositie kunnen we dankzij een zaalfoto een goed beeld krijgen van de inrichting. De foto maakt ook in een oogopslag duidelijk dat het landschap – het genre waarmee De Ploeg nu vooral geïdentificeerd wordt – op deze tentoonstelling bepaald niet domineerde. De leden presenteerden ook hun nieuwe kijk op het portret en het stadsgezicht. Net als bij andere Ploegexposities in deze jaren doen er ook vrouwelijke leden mee: Jet Jordens-Luchsinger en Janke de Grave. Alida Pott, die al meteen na de oprichting lid werd en enkele jaren in het bestuur zit, ontbreekt in mei 1924. Deze vrouwen hebben bij De Ploeg vanaf het begin dezelfde positie als hun mannelijke collega’s. Toch worden er in het interbellum weinig vrouwen lid van de kunstkring – ‘Een vereeniging van alleen Jannen en Hendrikken,’ zoals Johan Dijkstra gekscherend schrijft.