Groninger artiesten en hun kunstkring

Zaal 2 Nieuw Licht

Nu te zien
Bestel ticket

Op 5 juni 1918 komt een groepje kunstenaars bij elkaar in een Gronings café. Deze ‘artisten’ (zoals ze zichzelf noemen) staan aan het begin van hun loopbaan en hebben gemerkt dat de stad maar weinig voorzieningen biedt om te werken en te exposeren. Daarom richten ze zelf een vereniging op: de Groninger Kunstkring De Ploeg. Toon Benes, Johan Dijkstra en Willem Reinders worden als bestuursleden gekozen; ook George Martens, Jan Altink en Jan Wiegers zijn erbij. Altink bedenkt de naam, die verwijst naar het vruchtbaar maken van de akkers van het Groningse kunstleven. De manier waarop dat volgens de oprichters moet gebeuren, wordt vastgelegd in praktische statuten, met rechten en plichten van de leden. Ze stellen dus geen manifest op met een algemene artistieke koers. Dat past ook niet bij dit type kunstenaarsvereniging, waarvan er sinds de negentiende eeuw in Nederland vele worden opgericht. De Ploeg spiegelt zich aan deze voorbeelden, die een gemengd karakter hebben. De eerste Ploegleden zijn allemaal schilders, maar andere artistieke disciplines worden niet uitgesloten. Er is plaats voor zowel conventionele als vooruitstrevende kunstenaars. Bovendien zijn ook vrouwelijke leden welkom, wat op dat moment nog niet vanzelfsprekend is. De inspiratiebronnen van de leden zijn divers. F.H. Bach, van wie de meesten les hebben gehad op Academie Minerva, drukt een laat impressionistisch stempel op het werk van velen. Hij stimuleert waarschijnlijk ook hun verering van Vincent van Gogh. Sommigen ontdekken het diepe kleurgebruik en de kubistische vervormingen van de Bergense School. Allemaal zijn ze bezig om hun creatieve talent een plaats te geven in hun dagelijks werk, voor de klas of in de vormgeving.