De voorgeschiedenis van

De Ploeg Nieuw Licht

In 1926 bevindt de Groninger Kunstkring De Ploeg zich op een hoogtepunt. Acht jaar na de oprichting heeft de vereniging een eigen expositieruimte in het Prinsenhof, een reputatie als ‘ultra-modern’ en zo’n 25 leden: vooral schilders, maar ook architecten, schrijvers en musici. Slechts een paar jaar had de kunstkring nodig gehad om het kunstleven in de stad radicaal te veranderen. Nu had Groningen rond 1918 op het gebied van de kunst best iets te bieden. In de negentiende eeuw waren Groningse schilders als Jozef Israëls en Hendrik Willem Mesdag nog naar elders vertrokken om zich te ontwikkelen tot kunstenaars van internationale faam. Kort na 1900 begon de modernisering van het onderwijs aan Academie Minerva, waardoor meer jongeren met nieuwe vormen van kunstnijverheid kennismaakten. Intussen spande het Kunstlievend Genootschap Pictura zich in om artistieke ontwikkelingen buiten de stads- en zelfs landsgrenzen naar Groningen te halen, zoals tentoonstellingen over Vassily Kandinsky in 1913 en moderne Franse schilderkunst in 1917. Deze tentoonstellingen vonden plaats in het gebouw van het Groninger Museum aan de Praediniussingel. Het was in 1894 geopend en in de eerste plaats bedoeld voor de collectie regionale oudheden. Het museum speelde geen actieve rol in het stimuleren van het lokale kunstleven, en Pictura kon daarin ook slechts beperkt voorzien. Mede daardoor hadden Groningse kunstenaars maar weinig mogelijkheden om te exposeren. Wanneer Pictura begin 1918 een tentoonstelling van plaatselijk talent organiseert, zijn er zoveel inzenders dat er bij de selectie kunstenaars buiten de boot vallen. Hoog tijd om een kunstenaarsvereniging op te richten.