En verder

De Ploeg Nieuw Licht

‘Is het ploegen gedaan?’ H.N. Werkman, altijd kritisch over de koers van de vereniging, stelt de vraag al in 1924. Na het midden van de jaren twintig begint het avant-gardistische elan van De Ploeg inderdaad weg te ebben. Het ledental loopt terug en het multidisciplinaire karakter verdwijnt. Alleen een groep schilders blijft over. Zij weten in de jaren dertig overigens wel diverse gezamenlijke projecten en exposities buiten Groningen te organiseren. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog komen de verenigingsactiviteiten snel stil te liggen. Opmerkelijk genoeg vindt Werkman juist in deze moeilijke jaren liefhebbers voor zijn werk, niet alleen in Groningen maar ook in Amsterdam en daarbuiten. Werkman wordt in maart 1945 opgepakt door de Duitse Sicherheitsdienst en kort voor de bevrijding vermoord. Zijn dood brengt een schok teweeg, ook bij de Ploegleden. In de jaren erna heeft De Ploeg als vereniging moeite om zich weer een rol te verwerven in het Groningse kunstleven. Tegelijk gaat het werk van de leden een leven leiden buiten de activiteiten van de kunstkring zelf. Het komt terecht bij verzamelaars en opdrachtgevers thuis en vanaf de jaren vijftig ook in musea, als de belangstelling voor de vooroorlogse hoogtijjaren van de kunstkring op gang komt. Bij zijn aantreden als directeur van het Groninger Museum in 1955 koopt W. Jos de Gruyter meteen werk van verschillende Ploegleden aan, en er worden tentoonstellingen georganiseerd, ook in musea buiten Groningen. En sommige Ploegleden maken zich los van de vereniging en blijven zich vernieuwen.