Beeldhouwkunst

De Ploeg telt tijdens het interbellum onder zijn leden weinig beeldhouwers, maar interesse voor sculptuur is er wel degelijk. Jan Wiegers volgt aanvankelijk beeldhouwlessen aan Academie Minerva en exposeert bij De Ploeg ook beeldhouwwerk. Verder zijn er beelden bekend van onder meer Johan Dijkstra, George Martens en Ekke Kleima. Johan van Zweden ontwikkelt zich vooral na de Tweede Wereldoorlog in Arnhem tot een vooraanstaand beeldhouwer. In de jaren twintig is Willem Valk het enige Ploeglid dat zich enkel met sculptuur bezighoudt. Hij wordt al jong aangesteld als docent aan Academie Minerva en vervaardigt zowel vrijstaand werk als bouwsculptuur, dat op veel plekken in de stad en daarbuiten te vinden is. Zijn portretbuste van letterkundige en mede-Ploeglid Herman Poort doet door de kloeke, vereenvoudigde vormen denken aan het werk van Hildo Krop, de stadsbeeldhouwer van Amsterdam. Valk had een woonhuis-atelier in Eelderwolde. Het adres noteerde hij aan de binnenkant van zijn gereedschapskist. Veel Ploegleden keren steeds terug naar locaties buiten de stad die op fiets- of loopafstand liggen, zodat schilderspullen gemakkelijk meegenomen kunnen worden. Jan van der Zee gebruikt doeken die in zijn fietstassen passen. Ook het veldezeltje van Jan Altink is eenvoudig te vervoeren. George Martens trekt er verder op uit, maar hij heeft dan ook al vroeg een Harley Davidson met zijspan.
