Enno von Diepholt, van 1593-1629 assessor aan het Oost-Friese hofgerecht, woonde met zijn vrouw Almuth Beninga, de stiefdochter van zijn broer Remt von Diepholt op de borg Groot Midlum. Hij was zo een schoonzoon en zwager van Johanna Ripperda. Enno draagt een opvallende wambuis van een witte/grijze glanzende stof, versierd met horizontale en verticale strepen. De wambuis sluit van voren door middel van een rij knopen. Om zijn hals draagt hij een grote ronde witte kraag van gelijkmatige lubben. Om zijn pols witte kraagjes met kant afgezet. Zijn linkerhand houdt het handvat van een degen vast, waarvan de punt op de grond lijkt te staan. De hand is door de schilder niet goed in verkorte vorm weergegeven. Om zijn middel een zwarte riem waaraan een aantal gouden objecten zijn bevestigd. Op zijn borst een koord van een gouden en zwarte stof. Onderaan de ketting zijn twee gouden zegelringen en een tandenstoker bevestigd.
onbekend
Enno von Diepholt, van 1593-1629 assessor aan het Oost-Friese hofgerecht, woonde met zijn vrouw Almuth Beninga, de stiefdochter van zijn broer Remt von Diepholt op de borg Groot Midlum. Hij was zo een schoonzoon en zwager van Johanna Ripperda.